Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 35

IV.

Оглавление

Inhoudsopgave

Terwijl het donker werd, haastte Frédérique zich naar huis, naar het Voorhout. Zij repte zich, toen Willem de knecht haar had opengedaan, als een wervelwind de ruime vestibule door, de breede wenteltrap op. Bijkans struikelde ze over Lientje en Nico, twee der kinderen van mevrouw Van Rijssel, haar oudste zuster, die, sedert zij van haar man gescheiden was, met haar viertal bij mevrouw Van Erlevoort was komen inwonen.

—Juf, pas toch op, de kinderen zullen heusch vallen! sprak Frédérique hijgend tot de dikke juffrouw Frantzen, die zij op het portaal der eerste verdieping tegenkwam, in wanhoop zoekende naar de ondeugende bengels. Ze ravotten op de trap, daar, Lientje en Nico!

—Weet u ook waar Ernestine en Johan zijn? vroeg juffrouw Frantzen radeloos.

—Wel neen, ik kom zoo juist thuis! antwoordde Frédérique verontwaardigd en zij repte zich verder, vloog haar kamer in, wierp haar regenmantel uit en opende met zenuwachtige vingers een der drie, vier pakjes, die zij in haar zak en in haar mof had meêgebracht.

—Ik zal nooit klaar komen! murmelde zij angstig en zij sloeg de groene, damasten gordijnen van haar ledikant op, waar heur baltoilet, als een ijle wolk van lichtblauwe tulle, in een wazige teederheid lag uitgespreid.

Dien morgen was Frédérique’s toilet van de naaister gekomen, maar zij had er een paar strikken bij willen voegen, en zij durfde er ternauwernood aan raken, uit vrees het ragfijne weefsel te zullen verwarren.

—O, ik word wanhopig! sprak ze weêr; toen, met een invallende gedachte, vloog zij op eens de kamer uit, en riep op het portaal:

—Tilly, Tilly, Mathilde!

Een der deuren werd geopend; haar zuster, mevrouw Van Rijssel, trad verschrikt te voorschijn.

—Maar, Freddy, wat is er; is er brand, dat je zoo gilt?

—Neen, dan zou ik niet precies jouw hulp verlangen? Maar toe, help me eens, ik ben wanhopig, ik kom nooit klaar.

—Waarmeê?

—Met mijn baltoilet. Je weet, ik woû hier en daar nog een strik zetten. Ik vind het zoo kaal op zij, en ik heb lint gekocht.

Mevrouw Van Rijssel wilde antwoorden, toen de deur van mevrouw Van Erlevoorts kamer openging, en de oude dame vroeg, wat er toch aan de hand was. Tegelijkertijd weerklonk er een schel gegil en gelach van kinderstemmen op de tweede verdieping, men hoorde luid getrippel van levendige stappen en een meisje van zeven buitelde de trappen af, achtervolgd door een jongen van zes.

—Mama, mama! schreeuwde het kind, terwijl zij de laatste trappen afsprong.

—Maar Tine, Johan, is dat een leven maken! Wat voeren jullie nu weêr uit? vroeg mevrouw Van Rijssel zeer streng.

—Jo plaagt me altijd, Jo, wil me kietelen en hij weet, dat ik er niet tegen kan! hijgde het meisje, en ze verschool zich in de rokken harer grootmama, terwijl Frédérique Johan in hare armen omstrengelde.

—Ik heb je al meer gezegd, dat ik al dat geren en geschreeuw in huis niet hebben wil! hervatte mevrouw Van Rijssel ontevreden. Bedenkt toch, grootmama wordt langzamerhand oud en kan niet meer tegen dat lawaai.

—Ach! sprak mevrouw Van Erlevoort goedig; ze speelden maar een beetje, nietwaar Tien?

—Pas op, hoor, anders zal ik je kietelen! riep Frédérique en kietelde Johan onder zijne kleine armen, zoodat hij spartelend en kraaiend op den grond viel.

—Mais comme vous les gâtez, toutes les deux; ne les choyez donc pas, quand je suis fâchée. Je perdrai tout mon pouvoir, si vous continuez ainsi! riep Mevrouw Van Rijssel wanhopig, en keek over de trap, want beneden gaven Madeline en Nikolaas dikke juffrouw Frantzen den grootsten last en wilden niet met haar mede naar boven.

—Lientje, Nico! riep mevrouw van Rijssel met haar strenge stem.

—Ach, Mathilde, toe, laat de kinderen nu, en kijk eens even naar mijn japon! smeekte Frédérique.

—Ik kan er geen orde meer onder houden, gedecideerd niet! zuchtte Mathilde.

—Haast je, Freddy, we eten vandaag wat vroeger…. over een half uurtje, als het kan! zeide mevrouw Van Erlevoort.

Men hoorde de huisdeur opendraaien; het waren Otto en Etienne Van Erlevoort, die samen thuiskwamen en hun vroolijke stemmen vermengden zich met het gegil der kinderen, de vergeefsche aanmaningen van juffrouw Frantzen en het geblaf van Hector, Otto’s zwarten hond.

—Kom nu, Mathilde, zie nu eens even naar mijn japon! vleide Freddy met haar liefste stem.

Mathilde gaf haar moederlijke plichten in dat brouhaha op en liet zich door Frédérique medetroonen.

—Gedecideerd, ik verlies al mijn macht….

—Komt kinderen, vecht nu niet meer, weest nu zoet! sprak mevrouw Van Erlevoort tot Ernestine en Johan; gaat nu meê met oma naar beneden, het is hier om te bevriezen….

Eline Vere: Een Haagsche roman

Подняться наверх