Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 29
XI.
ОглавлениеDe derde acte verliep, zonder dat zij veel begreep van de scène met Manoël, maar uit het groote duo van Hermosa en Xaïma ving zij een draad op; de herkenning van moeder en dochter na het gebisseerde:
„Debout, enfants de l’Ibèrie!”
en het scherm viel onder een daverend applaus, dat de beide actrices driemaal voor het voetlicht, waar een paar bouqetten en een corbeille haar overhandigd werden, terugriep.
—Ach toe, meneer De Woude, vertel me eens, waar komt toch de intrigue eigenlijk op aan. Je n’y vois pas encore clair! vroeg Eline nu terwijl zij zich een weinig tot Georges wendde.
Betsy sloeg echter voor, een oogenblik in den foyer te gaan en zij stonden op en verlieten hunne loge. In den foyer, op de ottomane gezeten, verhaalde Georges het verloop van de handeling der opera, terwijl Eline met meer aandacht dan zij wilde laten blijken, luisterde. Zij wist nu, waarom Xaïma huiverde voor Ben-Saïd en zij had gaarne de loting der jonkvrouwen in de eerste, den verkoop van Xaïma als slavin in de tweede acte gezien.
Eensklaps merkten zij Vincent op, die de trappen van den foyer af en naar hen toekwam, eenvoudig en vrijmoedig, als had hij zijn nichten nog pas den dag te voren gezien.
—Zoo Vincent, ben je weêr uit de lucht komen vallen? riep Eline.
—Dag Eline! Dag Betsy! Gecharmeerd je weêr eens te zien. Freule Van Berg en Woude, zoo ik me goed herinner?
Hij drukte haar beiden de hand.
—Zoo ongeveer. Ik bewonder uw geheugen, ik was u vergeten, antwoordde Emilie.
—Meneer De Woude Van Bergh, meneer Vere, prezenteerde Betsy.
—Zeer aangenaam. En hoe gaat het, goed?
—Totnogtoe een weinig verbaasd! lachte Eline. Je komt zeker om morgen weêr te vertrekken, naar Petersburg of Constantinopel, niet?
Hij zag haar glimlachend aan met zijn fletse blauwe oogen, als van verkleurd porselein achter hun lorgnet. Zijn gelaat had schoone, regelmatige trekken, bijna te schoon voor een man, met den fijnen rechten neus, den kleinen mond, waarom vaak iets spotzieks of minachtends speelde, overdonst door het dunne, blonde snorretje; maar een ongezonde, geelbleeke tint, en een vermoeide uitdrukking vaagde de grootste bevalligheid ervan weg. Zeer slank en fijn gebouwd, was hij in een donker, half gekleed kostuum, en opvallend waren zijn smalle voeten en zijn slanke hand, met dunne, witte vingers, een hand als van een artist, waarvan de fijnheid Eline steeds aan die haars vaders deed denken.
Hij zette zich bij hen neder, en vertelde, op Eline’s vraag, met een matte stem, hoe hij juist in Den Haag was gekomen, voor bezigheden. Het laatste was hij geweest te Malaga, in een wijnzaak; vóór dien tijd in een assurantiemaatschappij te Brussel; daarvóór, in een rijk oogenblik, als compagnon in een tapijtenfabriek te Smyrna, die failliet was gegaan. Niets vlotte; nu verveelde hem dat gereis en getrek; hij had genoeg blijk van energie gegeven, maar het noodlot was hem tegen; alles waarin hij zich moeide scheen hem ongeluk aan te brengen; wellicht zou hij echter bij een kinaonderneming op Java een betrekking kunnen krijgen, maar hij moest eerst juiste inlichtingen inwinnen. Morgen in den ochtend hoopte hij bij Van Raat te komen, dien hij spreken moest. Betsy vroeg daarop, of hij dan kwam koffiedrinken, daar Van Raat ’s morgens nooit thuis was, wel ’s middags. Hij nam dit gaarne aan en praatte vervolgens over de opera.
—Fabrice, o, dat is de baryton, niet waar? Ja, een mooie stem maar een leelijke, dikke baas.
—Vindt u? Neen, ik vindt, dat hij op het tooneel nogal een goed figuur maakt! meende Emilie.
—Kom, freule, dat meent u niet….
Emilie bleef bij haar opinie en Eline lachte om hun verschil van meening. Het belletje waarschuwde echter, dat de vierde acte begon en Vincent nam afscheid, ofschoon Georges hem beleefd zijn plaats in de loge wilde afstaan.
—O, dank u, zeer verplicht; ik wil u niet van uw plaats berooven, ik sta in de stalles heel goed. Dus dan tot morgen, nietwaar? Adieu Betsy, Eline…. au plaisir freule…. zeer aangenaam geweest, meneer De Woude.
Hij boog, drukte Georges de hand en verwijderde zich langzaam, lichtjes met zijn dunnen rotting zwaaiend.
—Het is een vreemde jongen! zeide Eline en schudde het hoofd.
—Ik ben altijd bang, dat hij ons nog eens compromitteeren zal! fluisterde Betsy Emilie in het oor; maar, zooals ik zeide, totnogtoe heeft hij zich nogal fatsoenlijk gedragen. En daarbij, ik ben lief tegen hem, om hem te vriend te houden; ik heb een soort vrees voor hem, men kan nooit weten….
—Ik kan niet zeggen, dat hij een charme van me is! sprak Emilie en zij stonden op, om zich naar hun plaatsen te begeven.
—Kom, Emmy, dat zeg je nu maar, omdat hij Fabrice niet mooi vond! plaagde Georges.
Emilie haalde de schouders op en zij gingen door den couloir.
—O, er is dus geen vijfde acte! Ik dacht, dat er vijf actes waren! zeide Eline, bijna teleurgesteld, tot De Woude, die haar het slot der opera verhaalde, snel, met een enkel woord.