Читать книгу Eline Vere: Een Haagsche roman - Louis Couperus - Страница 38

VII.

Оглавление

Inhoudsopgave

Na den eten stoeiden Freddy en Etienne met de kinderen, terwijl mevrouw Van Erlevoort zich in haar boudoir ging afzonderen en Otto, naast Mathilde, die borduurde, zijn sigaar rookte. Rika, de meid, nam de tafel af, zeer gehinderd door Nico, en duizend angsten uitstaande voor een blad, waarop zij vuile glazen en borden had geplaatst. Eindelijk sloeg het acht uur en juffrouw Frantzen kwam om de kinderen te halen.

—Ciel de mon âme! riep Frédérique, op de canapé half gesmoord door Ernestine, Johan en Lientje, en zij bevrijdde zich van de armen en beenen die haar als polypen omvingen. Ik moet naar boven; Mathilde kom je me helpen?

—Goed, antwoordde Mathilde en stond op. En jullie kinderen, gauw naar bed!

—Neen, ik wil niet, ik wil eerst tante Freddy mooi zien! riep Ernestine met een zeurig stemmetje. En ik wil tante ook helpen.

—Tante kan je hulp wel missen en mooi is ze altijd! antwoordde Mathilde. Kom, gaat nu allen meê met juffrouw Frantzen, allons, als zoete kinderen.

Freddy vloog weg, en daar mevrouw Van Erlevoort sluimerde, kon Mathilde haar macht laten gelden en het viertal werd naar boven gejaagd met een aanmaning op elke treê, daar Nico hinkend weder de trap af wilde gaan en Lientje op het portaal met Hector op den grond bleef sollen.

—Ik kom dadelijk, Freddy! riep Mathilde; zoodra de kinderen boven zijn! en Freddy gilde van uit haar kamer, dat ze zich hield aanbevolen.

Ze was reeds bezig met het golvende haar uit te borstelen, den lokkenvloed van Kleopatra…. Mathilde zou haar kappen: die kon het zoo keurig doen. En ze schikte alles en ze zag alles na, haar waaier, heur handschoenen, haar zakdoek, heur lichtblauwe, satijnen schoentjes…. Een blos van zenuwachtigheid tintte de matheid van haar melkwit teint, terwijl zij zich in den grooten spiegel bezag en glimlachte, tot er een kuiltje zich groef in elke wang. Het zou wel gaan, dacht ze.

Na een half uur kwam Mathilde terug met Martha, de linnenmeid, die ook als kamenier dienst deed en Frédérique ging zitten, vlak voor den spiegel, in haar onderlijfje en haar blauwe schoentjes.

—Net zoo eenvoudig en snoezig als verleden keer, Tilly! vleide Frédérique, terwijl Martha nu de kam, dan een frizeerijzer, of een haarspeld aangaf. O, het is hier koud geworden! Martha, gooi wat om mijn schouders!

Martha legde haar een bonte pelerine om. Mathilde had met vlugge vingers haar werk voltooid.

—Daar! sprak ze, en schoof de krullende franje van voren terecht. Eenvoudig, keurig en stevig. Ben je tevreden?

Frédérique bezag zich en roerde even met de tippen harer vingers heur kapsel van terzijde aan.

—Zeker, zeker, zeide ze; en nu…. nu mijn flot de tulle.

De bonten pelerine vloog op den grond, maar Martha regelde de wanorde van kleedingstukken, die zich in het vertrek verspreidden. Mathilde hief de wolk van teeder azuur op, en liet ze, licht als een zucht, om Freddy heenglijden.

—Ik ben iets van een fee, van een ondine! sprak Freddy, haar armen opheffend, en Tilly en Martha knielden neêr en haalden de wazige plooien dier ragfijne nevels uit, La, la, la,…. Freddy’s voetjespaar bewoog zich op een maat, die zij neuriede….

—Freddy, Freddy, stil nu…. Martha, een speld; die strik zit los….

—Hoe vindt je het, Martha?

—Beeldig, freule!

—Is het nu niet kaal, op zij, Tilly?

—Och, wel neen, het is een en al strik- en lintenburg, wat wil je nu meer. Het fladdert al alles om je heen…. toe, Freddy, ik bid je, wees nu een oogenblik stil….

Daar ging de deur zachtjes krakend open, als door een geheimzinnige hand….

—Wat is dat nu weêr! riep Mathilde, bijna ongeduldig en ze werd woedend, toen ze Ernestine, rillende in haar witte nachtjapon, als een tengere schim, zag verschijnen, een weinig angstig en toch guitig-brutaal.

—Toe moes, ik wou zoo graag….

—Maar Tine, het is om doodziek te worden, zoo op die koude trappen en door de koude gang te loopen! Ik begrijp niet, hoe je zoo ongezeggelijk kunt zijn….

—Kruip in mijn bed, Tine, gauw, maar pas op voor mijn lijfje! riep Freddy. Ach, laat maar, Tilly, fluisterde zij.

Tine was reeds in bed gekropen en nestelde zich als een duif in de dekens, waarna haar dunne vingertjes met welbehagen het blauwe satijn van Frédérique’s corsage, dat nog op de kussens lag, betastten.

Mathilde haalde met een zucht haar schouders op, berustend als altijd, maar zij nam het lijfje weg. Mevrouw Van Erlevoort verscheen in de nog geopende deur, ruischende van haar moiré.

—O, wat is mama mooi! riep Frédérique opgetogen; je zal zien, Tilly, ik ben weêr het laatste klaar. Toe, rep je wat!

Mathilde reeg het blauw satijnen lijfje van achteren dicht en mevrouw Van Erlevoort zag bewonderend en glimlachend naar haar nevelige ondine…. Daar hoorde zij echter iets sluipen, achter zich, en omziende bespeurde zij Johan en Madeline, beiden verkleumd en in nachttoilet….

—Neen maar, dat is te erg! Dat is om wanhopig te worden! riep Mathilde uit en zij liet Frédérique half geregen staan en vloog naar de bengels toe. Hoe kunnen jelui toch zoo ondeugend zijn en mama zoo een verdriet doen! Morgen zijn jullie allemaal ziek…. Kom, gauw naar boven en dadelijk!

Haar stem klonk gramstorig en de beide kinderen begonnen bijna te weenen, maar mevrouw Van Erlevoort kwam ter hulpe.

—Ach Mathilde, laat ze nu maar een oogenblikje blijven….

—In mijn bed…. kruip in maar, gauw! riep Frédérique schaterend van het lachen. Maar niet aan mijn tulle… afblijven, afblijven! en zij week angstig terug voor die uitgestrekte klauwtjes der beide wandalen, die in het luchtige gaas schenen te willen grijpen, en aan de lange strikken te willen trekken.

Mathilde zelve begreep, dat de kinderen in Freddy’s bed nog het beste zouden zijn voor het oogenblik, en zij gaf voor de duizendste maal toe en reeg zuchtend Freddy’s corsage, waarvan het satijn kraakte, verder dicht; Johan en Lientje kropen intusschen bij Tine onder de gewatteerde deken en zagen met tintelende, guitige oogen naar de blauwe fee op.

—Doe je daar nog iets overheen, tante? vroeg Johan; of blijf je zoo nakend?

—Ach, domme jongen? riep Tine verontwaardigd en zij duwde hem omver, zoodat Lientje met een gil meêgesleept werd en Frédérique’s bed weldra een chaos geleek van wollen dekens, blonde krullen, kussens en half ontbloote, roze beenen en armen, die zich alle onder een luid gekrijt dooreenwoelden.

Mevrouw Van Erlevoort en Frédérique weenden bijna van het lachen om dit tafereel, de laatste tot groote ergenis van Mathilde, welke haar veters maar niet vermocht vast te strikken, en mevrouw Van Erlevoort riep Otto en Etienne, die, gerokt en reeds geoverjasd, de trap afkwamen, binnen om het schouwspel te zien.

—Kom er meê in, oom Eetje, kom er meê in, toe, kom er in! schreeuwde Johan, maar Etienne bedankte voor de eer; hij was nu veel te mooi om zoo te ravotten, hoor.

—Je bent om te schaken, Freddy! zeide Otto glimlachend.

—Om weg te blazen, niet waar, pf…t… Maar Tilly, ben je nu nog niet klaar met die veters?

—Ach wat, Freddy, je staat geen oogenblik stil!

Tilly was ten laatste klaar en iedereen was klaar en mevrouw Van Erlevoort ging reeds de trappen af, daar het rijtuig juist gekomen was.

—Kinderen, nu in bed blijven en niet rondloopen in de koû! riep Mathilde met gezag, terwijl Frédérique zich met Martha’s hulp in haar sortie hulde, Otto belastte met een waaier en Etienne met een handschoen.

—Kom, Freddy, mama is al lang naar beneden, zeide Otto en sloeg met den waaier ongeduldig op zijn hand.

—Freddy, heb je niets vergeten? vroeg Mathilde.

—Zeg, waar is je tweede handschoen, Freddy, of trek je er maar een aan? riep Etienne luid, om zich in het rumoer, dat de kinderen steeds in bed maakten, te doen verstaan.

—O, wat maken jullie me allemaal geagiteerd!…. Ik heb hem al half aan, mijn tweeden handschoen! Martha, mijn zakdoek! Dank je; alles klaar? Goed! adieu, dag kleine schatten…

—Freddy je vergeet wat! riep Etienne.

—Wat, ach wat dan….?

—Je parapluie, hier!

—Flauwe jongen…. Mama zit zeker al in het rijtuig te wachten en jij houdt me op met flauwiteiten! Nu adieu, dag Tilly, dag lievelingen, ja Otto, ik kom al…. Dag Tilly, dank je voor je hulp. Dag Martha.

—Veel plezier, freule.

—Hier kinderen, kom hier! riep Mathilde.

Zij wierp hun alle drie iets om, een doek of een deken: Ernestine Freddy’s regenmantel, die haar een el voor de voeten sleepte.

—En waar is juffrouw Frantzen, dat jullui hier zoo maar gekomen zijn? vroeg zij ontevreden.

—In haar eigen kamer bij Nico, moes, Nico slaapt, zeide Tine. Toe moes, niet boos zijn!

En zij hief hare armpjes, omfladderd door de te wijde mouwen van den regenmantel, liefkoozend op. Mathilde glimlachte en liet zich omhelzen.

—Kom nu allemaal, naar bed! sprak zij een weinig verzoend.

—Wat ziet de freule derledikant er uit, zeide Martha hoofdschuddend, ik kan het heelemaal weêr gaan opmaken, stoute bengels!

—Zoete bengels! riep Lientje.

Mathilde nam haar in haar arm op en Tine en Johan volgden, bijna struikelend over hun vreemde draperieën en gillende van de pret, dat hun list gelukt was.

—St, stil zijn, anders maak je Nico wakker!

Juffrouw Frantzen wist van den prins geen kwaad; zij zat, met Hector aan haar voeten, te breien in de kamer, waar Nico sluimerde en ontstelde hevig, toen zij de karavaan zag aankomen. Die ondeugende kinders, om zoo stilletjes weg te sluipen; ze was in de volle overtuiging dat ze al lekkertjes sliepen in de kamer er naast!

Het drietal werd in bed bezorgd, rillend en verkleumd maar dol van vroolijkheid en juffrouw Frantzen vermaande ze nu toch niet meer te praten en zoet te gaan slapen….

En Mathilde boog zich over het bedje van haar Nico, die met geloken oogen in de wol lag, de vochtige lipjes half geopend, en zijn blonde krulletjes kruivend over het witte kussen. Engel van een jongen! En ook de anderen, wat een schatten, echte lastposten, niet te regeeren vooral met mama en Freddy als medebestuur…. Maar toch, hoe gelukkig, dat zij ze had, alle vier, alle vier!

En zij boog zich en roerde even met de lippen Nico’s open mondje aan, en zij voelde zijn zachten, geurigen adem over haar wang strijken, als een liefkoozing, en haar tranen drupten neêr op zijn voorhoofd, zoo doorschijnend bleek, zoo zacht….

Engel van een jongen….

Eline Vere: Een Haagsche roman

Подняться наверх