Читать книгу Stervensuur - Mark Billingham - Страница 10

Оглавление

4

Er hadden zich die avond zo’n dertig politiemensen in de briefing room verzameld voor de parade van tien uur. De gesprekken vielen al snel stil toen de leidinggevenden binnenkwamen en hun plaatsen innamen. Het begin van de laatste nachtdienst gevolgd door vier vrije dagen, en voor Thorne konden die niet snel genoeg beginnen.

Maar de vrijdagavonden waren meestal het ergst.

De agenten zaten op plastic stoelen met een uitklapbaar schrijfblad en hielden hun notitieboekjes in de aanslag. De brigadiers zaten allemaal aan de andere kant van het vertrek, op de brigadier van instructie na, die in een hoek achter de computer zat en de PowerPoint-presentatie bediende die op een groot scherm vooraan in de ruimte was te zien. Ken ‘Poes-poes’ Pearson; kalend, slechte huid, en meedogenlozer dan hij eruitzag. Die bijnaam had hij een paar maanden eerder gekregen toen hij met een surveillanceauto een kat had overreden. Hij was plichtsgetrouw teruggereden om na te gaan of het beest dood was, en toen hij zag dat het arme beest in de berm nog lag te ademen, had hij het met zijn gummiknuppel uit zijn lijden verlost. Helaas bleek de kat die Pearson had overreden wel degelijk dood te zijn en was dit een andere kat, die gewoon onschuldig in de zon had liggen slapen.

Iedereen had een bijnaam behalve Thorne, voor zover hij wist, maar deze was het populairst.

Pearson kreeg een knikje van Thorne ten teken dat hij met de briefing kon beginnen, en binnen een paar seconden verschenen er beelden van een stuk of tien individuen op het scherm. Zoals gebruikelijk begon het gemiauw op het moment dat Pearson zijn mond opendeed.

‘Heel grappig,’ zei hij.

‘De enige keer dat hij twee poesjes op één dag heeft gescoord,’ riep iemand.

Thorne liet het gelach wat betijen voordat hij zijn hand opstak om iedereen stil te krijgen.

‘Goed,’ zei Pearson. ‘Zijn jullie klaar?’

De brigadier nam de gegevens door van de diverse individuen naar wie de patrouilles moesten uitkijken. Geboortedata en kentekens werden opgelezen, samen met een aantal adressen waar onlangs huiselijke ruzies hadden plaatsgehad of drugshandel werd vermoed.

Sommige agenten noteerden de gegevens terwijl anderen afwezig poppetjes zaten te tekenen. Een paar staarden alleen maar naar de foto’s.

Toen Pearson klaar was met zijn verhaal was het Thornes beurt, maar hij had er weinig aan toe te voegen. Hij drukte zijn team op het hart om vooral alert te zijn in het stadscentrum en het grootste winkelgebied. Hij wist dat ze op vrijdagavond toch al extra waakzaam zouden zijn – wanneer het in de pubs drukker was dan gewoonlijk en er soms een heel weekloon doorheen werd gejaagd – maar hij was door zijn collega van de avonddienst gewaarschuwd dat er een conflict smeulde tussen een Tamil-bende die in de buurt actief was en een van de plaatselijke bendes rond de wijk Kidbourne. Thorne had een lid van deze bende, de VDVN-gang, aangeklaagd wegens geweldpleging nadat hij de vorige avond een klap in zijn gezicht had gekregen.

Als zo’n bende zijn nering in een wat betere buurt had gedreven, waar ze capuchonjacks van John Lewis droegen en de dealers hun autostereo afstemden op Radio 4, hadden de initialen misschien voor iets anders kunnen staan, maar in Lewisham stonden ze voor Vertel De Varkens Niks.

‘Dat is het wel zo’n beetje,’ zei Thorne. ‘Laten we hopen dat het een R------ nacht wordt.’

Niet ‘rustig’. Niemand gebruikte dat woord, om het lot niet te tarten. Het was een oud bijgeloof, en je populariteit bij de politie kon een behoorlijke deuk oplopen als je ertegen zondigde.

Tot slot knikte Thorne naar brigadier Christine Treasure, die om stilte vroeg voor het oplezen van de koppels voor de dienst en de toegewezen pauzes. Ze wierp Thorne een blik toe. ‘Zin om met mij mee te rijden in de Rokkenlokker?’ Er klonk gekreun en ook hier en daar gefluit van de andere agenten. Er stond maar één auto op de binnenplaats die enigszins aantrekkelijk was: een BMW, de snelle districtsauto die voor achtervolgingen werd gebruikt. Naar alle waarschijnlijkheid zouden Treasure en Thorne in een aftandse Ford Focus belanden, maar door haar zelfvertrouwen en haar seksuele geaardheid was Treasure er rotsvast van overtuigd dat elke auto waarin zij reed een Rokkenlokker was.

Thorne liep na de briefing op Treasure af. ‘Geef me een halfuurtje, oké? Ik moet hier nog een paar dingen afhandelen.’

Stervensuur

Подняться наверх