Читать книгу Stervensuur - Mark Billingham - Страница 15

Оглавление

8

Na een laat ontbijt ging Thorne de zondagskranten kopen en liepen ze naar Brockwell Park. Het was niet echt warm, maar het was een heldere dag en Alfie werd steeds enthousiaster naarmate ze dichter bij de speeltuin kwamen.

‘Ee-un,’ zei hij. ‘Ee-un...’

Het was druk bij de speeltuin en ze moesten een paar minuten wachten voordat Alfie aan de beurt was bij de schommel. Thorne stond naast Helen terwijl zij duwde.

‘Alles goed met je?’ vroeg ze.

Hij had Helen niet verteld over zijn uitstapje naar Stanmore van de avond ervoor, en toen hij eindelijk thuiskwam had hij gezegd dat hij iets was gaan drinken met een collega van het bureau. Spontane ingeving. Op weg naar huis was hij gestopt om een paar blikjes bier te kopen, die hij in de auto had opgedronken. Ze hadden geholpen met zijn adem en met het leugentje, maar hij had ze sowieso hard nodig gehad.

‘Nog een beetje moe,’ zei Thorne. Hij deed zijn best om opgewekt te kijken, maar betwijfelde of hij het er goed van afbracht. Hij wist dat hij nu eenmaal zo’n gezicht had, een standaard gezichtsuitdrukking, die maakte dat anderen vaak op hun hoede waren. Thorne kon zo tevreden zijn als een vlieg op een hoop stront, en dan nog vroegen mensen hem wat er loos was.

Ze zaten een poosje te kijken hoe Alfie steeds op een rijtje verhoogde plastic stapstenen klom en er dan vanaf sprong, waarbij hij telkens een kreet van opwinding slaakte. Toen hij een keer ongelukkig terechtkwam en viel, schoot Helen onmiddellijk op hem af. Thorne had niet zitten opletten, maar sprong op zodra hij Helen dat zag doen. Alfie krabbelde op met een betrokken gezichtje, alsof hij nog niet had besloten of hij zou lachen of huilen, en toen hij voor het eerste koos en weer op de stapstenen klauterde, gingen Thorne en Helen weer zitten. Ze haalden de kranten uit de plastic tas en Thorne ging op zoek naar een verslag van de wedstrijd van de Spurs.

‘Soms denk ik dat ik me te veel zorgen over hem maak,’ zei Helen. ‘Dat ik overbezorgd ben.’

‘Dat is toch logisch,’ zei Thorne.

Ze keek hem aan met een zweem van argwaan. ‘Hoezo?’

Hij legde de krant neer. ‘Nou, om te beginnen door je werk.’ Helen was rechercheur bij de Jeugd- en Zedenpolitie. Ze had Thorne verhalen verteld die vaak moeilijk aan te horen waren. ‘Je hebt gezien wat er gebeurt wanneer ouders geen bal om hun kinderen geven.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Kinderen worden niet misbruikt alleen maar omdat hun ouders geen bal om hun kinderen geven.’

‘Je weet best wat ik bedoel.’

Helen staarde naar haar zoontje en zwaaide toen hij even haar kant op keek, waarna hij met onvaste pasjes weer verder waggelde. ‘Misschien komt het doordat ik met hem alleen ben. Nou ja, was...’ Ze aarzelde, enigszins opgelaten.

‘Dat snap ik.’

‘Ik bedoel, een behoorlijke tijd.’

Hoewel Helen en hij pas onlangs iets met elkaar hadden gekregen, na een gijzelingszaak waarbij zij betrokken was geraakt, had hij haar een jaar eerder al een keer kort ontmoet. Haar partner, Paul, was onder verdachte omstandigheden om het leven gekomen, en Helen, die destijds hoogzwanger was geweest, had toen de taak op zich genomen om uit te zoeken hoe het zat. Thorne wist dat het niet vaststond dat Paul Alfies vader was, dat Helen vóór Pauls dood een verhouding met een ander had gehad. Dankzij de afluisterapparatuur die tijdens de gijzeling door een technische ondersteunende eenheid was geplaatst, wisten een heleboel mensen ervan, maar Helen en hij hadden het er later nooit meer over gehad.

‘Louise heeft een miskraam gehad,’ zei Thorne. ‘Niet lang voordat we uit elkaar gingen.’

Helen pakte zijn hand.

Thorne had nooit veel over zijn vorige relatie verteld. Louise was gewoon ‘zijn ex’. ‘Waarschijnlijk is dat de eigenlijke reden dat we uit elkaar zijn gegaan, snap je, achteraf gezien.’

‘Dat is rot,’ zei Helen.

‘Ik trok het niet.’

‘Begrijpelijk.’

‘Ik denk dat het probleem was dat ik er niet genoeg op reageerde,’ zei Thorne. ‘Als zoiets gebeurt, heeft het geen zin dat je er allebei aan onderdoor gaat, dus was ik degene die gewoon doorging. Met m’n werk en zo. Ik denk dat het overkwam alsof het me niet veel deed. Ik wéét dat het zo overkwam.’ Hij keerde zich naar haar toe en zag dat Helen hem aanstaarde. ‘Maar dat was wél zo...’

Helen wilde net iets zeggen toen Thornes telefoon ging. Toen hij opnam en de stem aan de andere kant herkende, stond hij op en liep een eindje bij de bank vandaan.

‘Thorne? Ik wil even met je praten.’

Aan beide zijden van de rivier was te allen tijde een commissaris beschikbaar op afroep. Die was er om bijvoorbeeld een voorlopige hechtenis te verlengen van vierentwintig tot zesendertig uur, of om de telefoon van een verdachte te ‘pingen’. Wat Christine Treasure speciale operaties noemde. Maar ze waren er natuurlijk ook om mensen op de vingers te tikken als dat nodig werd geacht. Een van de weinige troost biedende pluspuntjes die zijn overplaatsing naar de uniformdienst hem had opgeleverd, was dat Thorne niet meer te maken had met die ene hoge pief die hij tijdens zijn jaren bij Moordzaken het liefst op zijn gezicht had geslagen. Deze aalgladde wezel, olympisch kampioen buiten schot blijven, die Thornes openlijke afkeer dubbel en dwars retourneerde. Tot Thornes afgrijzen had hij na een paar dagen op zijn nieuwe post ontdekt dat de dienstdoende commissaris aan de zuidkant van de rivier diezelfde wezel was.

De godvergeten Trevor Jesmond.

‘Ik heb begrepen dat je flink buiten je boekje bent gegaan,’ zei Jesmond. In zijn stem klonk die unieke mengeling van emoties door die Thorne maar al te goed kende. Weerzin vanwege Thornes wangedrag en tegelijkertijd een ongebreideld genoegen om de verantwoordelijke ongenadig te mogen straffen. ‘Sommige dingen veranderen ook nooit, hè?’

‘U hebt vast en zeker Neil Hackett gesproken,’ zei Thorne.

‘Dat doet er niet toe.’

‘Dat beschouw ik dan maar als een bevestiging.’

‘Het maakt niet uit met wie ik heb gesproken, want nu praat ik met jou.’

‘Ik dacht dat we mogelijk met een moord te maken hadden.’

‘Ja, dat weet ik.’

‘Dat het een patroon zou kunnen zijn.’

‘Nou, dat had je dan verkeerd gedacht, of niet soms?’

Thorne slikte. ‘Daar ziet het wel naar uit.’

‘Bovendien is het jouw taak niet,’ zei Jesmond. ‘Hoe graag je dat misschien ook zou willen.’

De man deed altijd alles volgens het boekje, zodat Thorne zich had afgevraagd wat Jesmond in vredesnaam gedaan kon hebben dat hij hier verzeild geraakt was. Was hij betrapt met de vrouw van de hoofdcommissaris? Met diens moeder? Zijn hond? Het lag meer voor de hand dat hij alleen maar overplaatsing had aangevraagd om Thorne het leven zuur te maken.

Want daar was hij buitengewoon goed in.

‘Dat begrijp ik,’ zei Thorne. Hij draaide zich om en zag dat Helen hem observeerde. Een paar minuten geleden had hij al niet dolgelukkig gekeken, en hij vroeg zich af wat er nu op zijn gezicht te lezen stond.

‘Goed. Je bent gewaarschuwd.’ Jesmond liet dat even doordringen en lachte toen gniffelend. Nagels over een schoolbord. ‘Het is weer net als vroeger.’

Thorne gromde iets onverstaanbaars.

‘Maak er geen gewoonte van, ja? Je beleeft misschien weinig plezier aan je huidige werk, maar geloof me, als brigadier zul je nog verdomd veel minder lol hebben.’

Nadat Jesmond had opgehangen, liep Thorne terug naar de bank en ging zitten. Hij pakte een krant, maar deed er niets mee.

‘Gaat het?’

Helen had duidelijk genoeg gehoord om de essentie van het gesprek te begrijpen. ‘Jesmond,’ zei Thorne.

‘Ah...’

‘Ja, ik ben op het matje geroepen.’ Thorne sloeg de krant open. ‘Hackett heeft er duidelijk een probleem mee dat ik die voetgangersbrug over ben gelopen, dus Moordzaken is nu absoluut verboden terrein.’

‘Gaat dit nog steeds over die dubbele zelfmoord?’

Thorne bladerde verder in de krant.

‘Je hebt nog niet verteld hoe het verder is gegaan tussen jou en Louise,’ zei ze. ‘Waar we het net over hadden.’

Thorne schudde zijn hoofd. ‘Ik denk dat het geschikte moment nu voorbij is, vind je ook niet?’

Ze zaten een paar minuten zwijgend naast elkaar. Helen las de krant terwijl Thorne naar de speeltuin staarde, waarbij elke gil en kreet dwars door hem heen gingen. Zijn telefoon ging weer, en hij nam alle tijd om het toestel uit zijn zak te halen, in de veronderstelling dat Jesmond nog niet klaar was met hem.

Het was een sms’je van Hendricks.

Klaar met rapport van de Coopers.

Een paar minuten later zei Thorne: ‘Ik denk dat ik straks iets ga drinken met Phil.’

‘Oké, goed.’

‘En daarna ga ik misschien naar mijn eigen flat.’

‘Logisch,’ zei Helen. ‘Dan hoef je niet te rijden.’

Thorne knikte. ‘Ik zou toch geen prettig gezelschap zijn.’

Helen keek op toen Alfie op hen af kwam rennen. Hij slingerde zich om Thornes been heen en veegde zijn loopneus af aan zijn jack.

‘Wat jij wilt,’ zei ze.

Stervensuur

Подняться наверх