Читать книгу Stervensuur - Mark Billingham - Страница 20
Оглавление13
Er zit nog een ritme in ook, zoals in het geluid van... hoe noem je dat, een specht of zoiets. Tok-tok-tok.
Het geluid van het pistool tegen de tanden van de oude man.
Daarvóór trilde hij ook al behoorlijk – misschien had hij zoals veel oude mensen de bibber in zijn handen – dus het is niet zo vreemd dat het ratelt als een idioot nu hij de loop in zijn mond heeft gestoken.
Herbert haalt de loop uit zijn mond. Hij snakt naar adem. Hij kwijlt en hapt naar lucht alsof hij dat pistool verdomme straks niet eens meer nodig zal hebben en hij zegt: ‘Alstublieft...’
Hij zit in een stoel, waarschijnlijk dezelfde als waarin hij tv-kijkt, die nu is afgestemd op zo’n kabelzender waarop eindeloos herhalingen vertoond worden. Een aflevering van The Sweeney, wat goed beschouwd nogal komisch is. De tv staat lekker hard.
‘Kom op nou. Je weet wat je te doen staat.’
‘Ik kan het niet,’ snottert Herbert.
Er zijn natuurlijk twéé pistolen in het spel: het ene heeft hij in de beverige hand van de oude man gedrukt en het andere houdt hij op diens hoofd gericht. Maanden geleden, toen hij dit allemaal uitdacht, besefte hij dat hij in dit geval nog een extra prikkel nodig zou hebben. Iets wat Herbert ervan zou weerhouden het pistool gewoon om te draaien en op hem te richten. Een dreiging die nog groter was dan de dood.
‘Moet ik het je nog een keer laten zien?’
‘Nee,’ zegt Herbert.
‘Eén keertje nog? Misschien vat je dan wat moed.’
‘Nee!’ De oude man schudt zijn hoofd, en het valt moeilijk te zeggen of het tranen of zweetdruppels zijn die op de boord van zijn overhemd spetteren.
‘Goed. Prima. Hou dan je kop en schiet op.’ Hij doet een stap naar achteren, met het pistool nog steeds op de man gericht, net ver genoeg om geen viezigheid over zich heen te krijgen, hoewel hij vrij zeker weet welke kant die op zal gaan. Hij gebaart met een vinger. ‘Je moet hem ook schuin omhooghouden.’
Herbert duwt het pistool weer in zijn mond. Duwt het voorbij de lippen die zich niet willen openen, de tanden die maar niet ophouden met klapperen. Hij kokhalst en trekt de loop een paar centimeter terug.
‘Smaakt misschien een beetje naar... smeer, zeker?’
Angst is alles wat hij op het laatst bij de anderen heeft gezien. Doodsangst die maakte dat ze in hun broek pisten, maar dit is een kranige ouwe gast, dat moest hij hem nageven. Pure haat in zijn ogen, in die laatste seconden voordat ze zich sluiten en zijn vinger zich om de trekker spant.
Klaar is Kees.
Niet zoveel kabaal als hij had verwacht, niet meer dan een rotje dat afgaat, maar de rotzooi had hij goed ingeschat. Hij stopt zijn pistool terug in de tas en doet een stap dichterbij om alles goed te bekijken.
Er zit spul tegen de muur gekleefd, net stukjes gehakt en eierschaal, waardoor de muur een zekere... textuur krijgt. Zoals... hoe heet dat ook alweer? Veloursbehang.
Zoals je in Indiase restaurants vaak ziet.