Читать книгу Stervensuur - Mark Billingham - Страница 5
ОглавлениеProloog
Hoeveel bloed?
Toen hij eindelijk de juiste website had gevonden, toen hij zich eenmaal door het zoetsappige gezever heen had geworsteld over dat het leven de moeite waard was en dat je professionele hulp moest zoeken, toen hij eenmaal een site had gevonden die hem echt vertelde wat hij wilde weten, was dat de enige vraag die ze niet hadden beantwoord. Alle andere info was er: hoe en waar je moest snijden, dat het badwater hielp de lichaamstemperatuur te verhogen waardoor de aderen opzwollen of zoiets. Ervoor zorgde dat het bleef stromen...
Het was irritant, want toen hij eenmaal had besloten wat hij ging doen, wilde hij ook graag alles tot in de puntjes regelen. Alle informatie paraat hebben. Dus hoeveel bloed moest het lichaam nu verliezen voor... het einde? Liters, vermoedelijk. Het lijkt erop dat het al behoorlijk wat is kwijtgeraakt. Hij ziet de bruinrode wolken wervelen in het water, ziet ze zinken en ronddraaien tot er geen plekje meer over is dat niet rood is. Tot hij het mes op de bodem van het bad niet meer kan zien.
Verbijsterend gewoon, hoeveel bloed er vrijkomt.
Hij denkt er nog een paar minuten over na en komt dan tot de slotsom dat het uiteindelijk niet veel uitmaakt. Hij mag dan misschien niet precies weten hoeveel bloed het lichaam moet verliezen, hoeveel pints of liter of hoe dat tegenwoordig ook heet, maar er is één duidelijk antwoord, en dat staat als een paal boven water.
Genoeg.
Het is ook niet pijnlijk, tenminste niet na die eerste sneden, die beslist wel zeer hebben gedaan. Hij had gelezen dat het een tamelijk vredige manier van heengaan was, zeker vergeleken bij andere, die toch al niet in aanmerking kwamen. Dit was volmaakt. Het gaf een hoop troep, maar het was volmaakt.
Er is nog een andere vraag waarmee hij zo nu en dan heeft geworsteld sinds zijn besluit vaststond, en voor zover hij weet is er geen website die hem hiermee ook maar een steek verder kan helpen.
Wat komt er hierna?
Hij is nooit in de verste verte gelovig geweest, heeft nooit iets opgehad met vrome fanatici, maar nu vraagt hij het zich onwillekeurig af. Op dit moment, nu hij hier zit. Godsamme, is het peil van het badwater echt gestegen? Is er echt zoveel bloed?
Dus... het hierna, het wat er hierna ook mag komen, het hiernamaals...
Niets, waarschijnlijk. Dat heeft hij altijd gedacht, gewoon duisternis, net als wanneer je slaapt en nergens over droomt. Eigenlijk zo gek nog niet, denkt hij, gezien de ellende die de meeste mensen hun hele leven te verstouwen krijgen, maar toch zou het mooi zijn als er iets meer te beleven was dan dat. Geen wolken en harpen, koren en al die onzin, maar... nou ja, vredigheid of zoiets.
Ja, vredigheid zou wel mooi zijn. Rust.
Hij kijkt op als de man in het bad, degene die eigenlijk leeg ligt te bloeden, weer begint te jammeren.
‘Stil. Ik heb het je toch gezegd?’
De man in het bad beweegt, zijn bleke lijf maakt een piepend geluid over de bodem van het bad. Hij begint om zich heen te maaien, te gillen en te blèren, blaast snottebellen en spuit bloed over de tegels, en er klotsen golven helderrood water over de rand op de badmat.
De man die vanaf de toiletpot naar hem kijkt, gaat iets verzitten en verplaatst zijn voeten om het water te ontwijken. ‘Rustig maar,’ zegt hij. Hij legt zijn tijdschrift voorzichtig opzij en buigt zich naar de gestalte in het bad toe. ‘Doe maar rustig aan, ouwe jongen, en neem nog een flinke slok van die whisky.’ Hij knikt naar de met bloed besmeurde fles aan het voeteneind van het bad. ‘Dat helpt, heb ik gelezen. Neem nog een slok, doe je ogen dicht en laat je wegglijden, hm?’ Hij reikt naar zijn tijdschrift.
‘Het is bijna voorbij, dat beloof ik...’