Читать книгу Stervensuur - Mark Billingham - Страница 11

Оглавление

Thorne trok de deur van zijn kamer dicht en pakte zijn mobiele telefoon.

Vrijdagavond halfelf; hij was niet bang dat hij Phil Hendricks uit bed zou bellen. Als het goed was, was de avond van zijn vriend nog niet eens begonnen. Eerst een paar pubs af, en dan naar een club, een plek om te drinken, te dansen en te versieren. Om een paar uur verlost te zijn van de doden, door het leven te vieren op de beste manier die hij kende. Op zoek naar de volgende sekspartner, wiens verovering hij zou memoreren met een nieuwe tatoeage. Heimelijk hopend – wist Thorne – dat elke tatoeage de laatste zou zijn.

Er klonk behoorlijk wat achtergrondlawaai toen Hendricks opnam. Luide stemmen, een nummer dat Thorne herkende. Boven de herrie uit liet Hendricks Thorne weten dat hij in de Duke of Wellington in Hackney zat, en dat hij later naar West End zou gaan. ‘Leuke pub, dit,’ zei hij, ‘maar de muziek is vreselijk. Waarom denkt iedereen dat alle homo’s van Lady fucking Gaga houden?’

Thorne liet zijn commentaar achterwege. Muzikaal gezien was het ook niet echt zijn smaak, maar in bed zou hij haar niet willen inruilen voor Waylon Jennings.

‘Ik moet je om een gunst vragen,’ zei hij.

Hendricks vroeg Thorne even te wachten terwijl hij een rustige plek opzocht. Een paar seconden lang werd de muziek nog luider en Thorne hoorde Hendricks iemand vragen nog een biertje voor hem te bestellen. Bier om in de stemming te komen, daarna een paar shotjes in de Heaven of de G-A-Y, en misschien nog een paar andere middelen waar Thorne liever niets van wist.

‘Goed,’ zei Hendricks uiteindelijk. ‘Vertel op...’

‘Zoals ik al zei: een gunst.’

‘Kom op, voor de draad ermee. M’n ballen vriezen er bijna af hier buiten.’

‘Sectie op een bejaard echtpaar,’ zei Thorne. ‘Ziekenhuis Lewisham, denk ik. Waarschijnlijk vandaag uitgevoerd, misschien morgen als ze een achterstand hebben. Zou fijn zijn als je de rapporten even voor me zou willen inzien en me de grote lijnen zou kunnen vertellen.’

‘Is het een moordzaak?’

‘Wil je me helpen of niet?’

‘Ik wil niet lullig doen, maar kun je daar zelf niet naar kijken?’ vroeg Hendricks. ‘Ik bedoel, ze hebben je politiepas toch nog niet afgepakt?’

‘Kwestie van tijd,’ zei Thorne. Hij kon het sectierapport van John en Margaret Cooper makkelijk opvragen, maar hij wist dat als dat verzoek van een inspecteur buiten Moordzaken kwam, vooral van degene die de zaak al had afgetekend als zelfmoord, het weleens een punt van discussie zou kunnen worden. En Thorne ging niet graag over de tong; hoe minder discussie over hem of deze zaak, hoe beter. ‘Luister, ik vráág het je.’

Hendricks zuchtte theatraal en zei: ‘Nou, goed dan. Ik zal kijken wat ik kan doen.’

Thorne gaf hem de namen. Wenste hem nog een mooie avond.

‘Je staat bij me in het krijt, jongen,’ zei Hendricks. ‘En er stond nog wat open, ook.’

Er werd op de deur geklopt en Christine Treasure kwam binnenlopen zonder op toestemming te wachten. Thorne keek toe hoe ze zich in de stoel tegenover hem liet vallen, haar cap op het bureau gooide en achteloos rondsnuffelde naar iets om te lezen. Ze keek op en knikte, alsof ze Thorne toestemming gaf om zijn gesprek af te maken.

Thorne knikte terug en mimede een sarcastisch ‘Dank je’.

‘Hé, bedankt, man,’ zei Thorne. Zijn stem klonk wat gedempter dan voordat de brigadier was komen binnenzeilen. ‘Geef me een seintje zodra je kans hebt gezien om de... je-weet-wel te bekijken.’ Hij keek op en zag dat Treasure geen aandacht leek te schenken aan wat hij zei. ‘De papieren.’

Nadat Thorne het gesprek had beëindigd stond hij op en liep naar het smoezelige mini-ijskastje in de hoek. Hij haalde er een pak melk uit, rook eraan en keek of er genoeg water in de waterkoker zat. ‘Wil je ook?’

Treasure schudde haar hoofd. ‘Alles goed met je?’

Met de waterkoker in de hand draaide Thorne zich om en keek haar aan. Treasure was de ‘heetgebakerde brigadier’ over wie Helen het die ochtend had gehad. Thorne wist dat die notoire woede-uitbarstingen doorgaans alleen gericht waren op degenen die ze verdienden en hij vermoedde dat Treasure onder al dat getier eigenlijk veel gevoeliger was dan ze wilde prijsgeven. Ze wist haar ‘gevoelige’ kant uitstekend te verhullen met taalgebruik dat Malcolm Tucker zou doen blozen, een ongegeneerd enthousiasme voor scheten laten, en door zich te gedragen, zoals Hendricks dat zou noemen, als een ‘echte pot’. Ze nam nooit een blad voor de mond en liet iedereen – inclusief collega’s – weten met wie ze het bed wel zou willen delen en wat ze met hen zou doen als ze de kans kreeg. Hoewel hij in zijn hart een beetje bang voor haar was, mocht Thorne haar wel als mens. Met haar zevenentwintig jaar was ze een heel wat betere smeris dan vele anderen die hij kende met dertig jaar ervaring, en ondanks het feit dat het in de surveillanceauto na een paar uur soms wat... ranzig werd, was ze altijd zijn eerste keus als surveillancepartner.

‘Ja hoor, met mij is het goed,’ zei hij. ‘Hoezo?’

Treasures geblondeerde haar was aan de zijkanten heel kort geknipt. Ze haalde haar vingers door de langere laag aan de bovenkant en trok het haar omhoog in pieken. ‘Hoorde dat je gisteravond een aanvaring met een rechercheur had.’

‘Godsamme,’ zei Thorne zachtjes. Woodley of een van de anderen had het doorgeluld. Niet dat hij het hun kwalijk nam. Hij had al verwacht dat het in de kleedkamer zou rondgonzen. Hij zette de waterkoker neer en deed hem aan. ‘Gewoon het gebruikelijke machtsvertoon.’

‘Zo zitten ze nou eenmaal in elkaar,’ zei Treasure. ‘Dat zou jij beter moeten weten dan wie ook.’

‘Waarom?’

‘Kom op, wil je beweren dat jij anders was toen je nog een van hen was?’

‘Ja, inderdaad,’ zei Thorne. Het was de vraag die hij zich sinds zijn overplaatsing herhaaldelijk had gesteld. Nu de glimmend gepoetste laars aan een andere voet zat. Hij probeerde zijn antwoord zo overtuigend mogelijk te laten klinken. ‘Zeker weten.’

Treasure haalde haar schouders op. Of ze hem nu geloofde of niet, het maakte haar kennelijk niet veel uit hoe het zat. ‘Wen er maar vast aan, want het zal nog wel vaker gebeuren. Vaak.’

Thorne draaide zich weer om naar de ijskast en pakte een lepeltje, dat bruin zag van de aanslag.

‘Maar zeg nou zelf, is dit niet beter?’

‘Béter?’ Thorne schepte oploskoffie in zijn mok. Hij bleef naast de waterkoker staan, die zachtjes begon te grommen.

‘Was je vroeger echt gelukkiger?’ vroeg Treasure. ‘Toen je urenlang naar beelden van beveiligingscamera’s moest turen? Met die rukkers van de mobiele-telefoonmaatschappijen moest praten? Ik bedoel, dat doen de meeste rechercheurs toch de hele dag?’ Ze pakte haar cap en liet die om haar vinger draaien. ‘Wij krijgen elke tien minuten iets anders op ons bord. Wij hebben afwisseling. God weet wat we vanavond weer meemaken, kan van alles zijn, en dat maakt het allemaal zo spannend. Ik raak op weg naar m’n werk helemaal opgewonden, weet je dat? Echt waar, dan kan ik verdomme bijna niet wachten. Het lijkt wel wat op het gevoel wanneer je weet dat je gaat klaarkomen.’

Thorne schonk heet water in zijn mok, draaide zich om en keek haar aan.

‘Zou je echt liever in burger rondlopen? Begraven worden onder de paperassen en gedwarsboomd worden door het OM?’

‘Zo gaat het heus niet altijd,’ zei Thorne.

Een hele stoet moordenaars en hun slachtoffers wegknipperen.

Een meisje in coma, een man die op een brug af rent, een broer en zus die lachend iets uit een tas halen.

De gezichten die hij nog steeds af en toe ziet als hij wakker wordt.

‘Wil je de klootzak kunnen uithangen zoals die gast gisteravond?’ Thorne zweeg en de blik op zijn gezicht maakte duidelijk dat hij helemaal geen trek had om erover te praten, dus haalde Treasure haar schouders op en sneed ze een ander onderwerp aan. Ze wees naar haar oog, en toen naar dat van hem. ‘Dat ziet er goed uit.’

Thorne zei: ‘Ja, niet slecht,’ en hij raakte met zijn vinger even de bloeduitstorting onder zijn oog aan die afgelopen nacht was opgezwollen en paars was geworden. Een vrijwel volmaakte halve maan.

‘Ziet er eigenlijk wel sexy uit.’

‘Je bent toch niet bekeerd, Christine?’

‘Dat zou je wel willen,’ zei Treasure. Ze sprong op en zette haar cap op. ‘Kom op, dan gaan we.’

Thorne hield zijn mok omhoog. ‘Even wachten –’

‘Laat toch staan,’ zei ze. ‘We stoppen wel bij de BP, dan halen we daar fatsoenlijke koffie.’ Het benzinestation was een vaste halte voor de nachtploeg, omdat agenten daar gratis Wild Bean-koffie kregen. Een minieme winstdaling voor British Petroleum in ruil voor de regelmatige aanwezigheid van geüniformeerde agenten op het terrein.

‘Oké, goed.’ Thorne zette zijn mok neer en pakte zijn cap en regenjas. Het gekwetter op de politieradio begon net interessant te worden. Een groep jonge Tamils was bezig zich te verzamelen bij de St. Saviour’s-kerk. ‘Zweer je dat je vandaag geen spruitjes hebt gegeten?’

‘U loopt geen enkel risico, meneer,’ zei Treasure. Ze wachtte bij de deur op Thorne, en toen hij langs haar liep legde ze haar hand op zijn arm. ‘Die zelfmoord gisteravond. Die idioot met zijn wedstrijdje “wie heeft de grootste?” Je moet het echt loslaten.’

Stervensuur

Подняться наверх