Читать книгу Stervensuur - Mark Billingham - Страница 8
Оглавление2
Het liep die ochtend al tegen achten toen Thorne terugkwam in de flat in Tulse Hill en zoals meestal, wanneer hij haar tenminste niet helemaal misliep, stond Helen net op het punt om de deur uit te gaan toen hij binnenkwam. Ze stond in de keuken, die uitkwam in een L-kamer met een bank, een leunstoel, een stereo-installatie en een tv; de vloer zoals gewoonlijk bezaaid met speelgoed en kinderboeken. Ze knoopte de jas van haar zoontje dicht en haalde een nog niet opgegeten stuk geroosterd brood uit haar mond. ‘Jezus, gaat het wel?’
Thorne gooide zijn regenjas over een keukenstoel, rukte de clip-on stropdas af en knoopte zijn overhemd open. Hij betastte de bult onder zijn rechteroog met zijn vinger en trok een gezicht. ‘Ik overleef het wel.’
‘Heb je die heetgebakerde brigadier weer lopen treiteren? Ik zei toch dat ze je een keer een hijs zou geven?’
Thorne glimlachte en liep de keuken door om de waterkoker aan te zetten. ‘Een of andere idioot had zin in een feestje en vond het een goed idee om het adres op Facebook te zetten. Dus probeerden driehonderd mensen een flat in Kidbourne binnen te komen.’
‘Dolle boel.’
‘Dat was het zeker toen we er een stel honden op afstuurden.’ Thorne reikte omhoog om een mok te pakken. ‘Daarmee kregen we de tent sneller leeg dan met een nummer van Phil Collins.’
Helen lachte en beet gulzig in haar geroosterde boterham.
‘We hebben er een stel opgepakt voor verstoring van de openbare orde.’ Hij voelde weer aan zijn gezicht, onder het inschenken van het kokende water. ‘En daarnaast die gast die dit heeft gedaan.’
‘Mooi.’ Helen kauwde. ‘Nog ander nieuws?’
Thorne haalde zijn schouders op. ‘Een paar inbraken.’ Hij kneep het theezakje uit tegen de zijkant van de mok en dacht terug aan de rapporten die hij aan het eind van de dienst had afgetekend. ‘Een steekpartij met drie betrokkenen rond sluitingstijd in de White Lion. Twee gastjes die de KFC met honkbalknuppels kort en klein probeerden te slaan, blijkbaar omdat ze bonen hadden gekregen in plaats van de koolsla die ze hadden besteld...’
‘Niet onredelijk,’ zei Helen, terwijl ze de gang in liep.
‘Een buschauffeur is aangevallen met een machete omdat hij tegen een vrouw had gezegd dat ze niet in zijn bus mocht pissen –’
‘Wat, had die vrouw een machete bij zich?’ Helen verscheen weer in de deuropening, met één arm in de mouw van een lange donsjas.
‘Kennelijk,’ zei Thorne. ‘Een splinternieuwe Volvo is op High Road recht tegen een pui geknald toen iemand hem probeerde te jatten. Het normale quotum zatlappen, de gebruikelijke huiselijke ruzies. O ja, en nog wat neuken in het openbaar op het parkeerterrein achter de Comet.’
‘Nou, een verzetje na zo’n lange nacht kan toch geen kwaad?’
Hij liet het gebruikte theezakje in de vuilnisbak vallen. ‘Ik heb alleen maar toegekeken, echt waar!’
‘Een eitje, dus, je dienst?’
Thorne draaide zich om. Hij had beide handen om de mok gevouwen en keek toe terwijl Helen controleerde of alles wat ze voor haar werk nodig had in haar tas zat en vervolgens de tas met Alfies spullen over de handgrepen van de buggy hing. ‘Er waren ook nog een paar lijken,’ zei hij. ‘Een ouder echtpaar, dood in bed.’
Helen keek op. ‘Een echtpaar? Wat, hadden ze zelfmoord gepleegd?’
Alfie dribbelde naar de kastjes naast Thorne en begon er eentje open en dicht te doen, genietend van het lawaai.
‘Waarschijnlijk,’ zei Thorne.
‘Waarschijnlijk?’
Thorne kon haar gezichtsuitdrukking niet goed duiden. Bezorgdheid? Argwaan? Ze kenden elkaar nog niet goed genoeg. ‘Niks aan de hand,’ zei hij.
‘Weet je het zeker?’
‘Ik had er een aanvaring over met een rechercheur, dat is alles.’
‘Dat is anders niks voor jou.’
Thorne glimlachte. Hij wist maar al te goed wanneer ze sarcastisch was. ‘Die klootzak wilde de noodzakelijke toestemming niet geven.’ Hij nam een slok thee om de smaak van het woord weg te spoelen. De herinnering aan zijn woordenwisseling met Binns.
‘Hé, ik moet nu echt weg...’ Helen kwam aanlopen om haar zoontje mee te nemen. Ze tilde hem op, plantte hem in de buggy en begon de riempjes vast te maken.
‘Zal ik hem anders wegbrengen?’ vroeg Thorne. Hij liep op hen af, nam het wollen mutsje uit Helens handen en zette het op het hoofd van het jochie. Een paar keer, toen Helen heel laat was, had Thorne haar zoontje van anderhalf naar de oppas gebracht. Hij genoot van de tijd die hij met Alfie doorbracht, maar door zijn roosters was dat bitter weinig. En de moeder van het jochie zag hij trouwens ook bitter weinig.
Ze leefden langs elkaar heen, vooral als Thorne nachtdienst had.
‘Hoeft niet,’ zei Helen. Ze gaf hem een zoen en zette het mutsje wat rechter op Alfies hoofd. ‘Ga jij nou maar slapen.’
‘Ik doe het graag.’
‘Naan,’ riep Alfie.
Helen zei: ‘Als we bij Janine zijn,’ en ze duwde haar zoon in de buggy naar de voordeur. ‘Ik bel je wel...’
‘Werk ze,’ zei Thorne.
Een paar tellen later verscheen ze opnieuw, bezig haar jas dicht te knopen, terwijl Alfie vanuit de gang om een tweede ontbijt bleef vragen. ‘We kunnen er later over praten als je wilt,’ zei ze. ‘Oké?’
‘Er valt nergens over te praten,’ zei Thorne. Hij draaide zich om en veegde de kring weg die zijn mok op het werkblad had achtergelaten en zette de melk terug in de ijskast, om iets te doen te hebben tot hij de voordeur hoorde dichtslaan.
Hij zette zijn mok op de keukentafel. Hij bladerde een paar minuten door de Evening Standard van de vorige dag en liep toen naar de tv in de hoek, zette die aan en keek naar het nieuws zonder dat ook maar iets ervan tot hem doordrong.
Het was nu drie maanden geleden dat Helen Weeks en hij min of meer waren gaan samenwonen. ‘Min of meer’, omdat ze er nooit formeel iets over hadden afgesproken, maar met de gedachte dat zolang hij op bureau Lewisham werkte, het veel handiger voor Thorne was om in Tulse Hill te blijven dan helemaal vanuit zijn eigen flat in Kentish Town te moeten reizen. Ze hadden het er een paar keer over gehad Thornes appartement te verhuren, maar Thorne aarzelde, ondanks het feit dat het extra geld goed van pas zou komen. Hij stond er niet om te springen dat er vreemden in zijn huis zouden wonen en had helemaal geen trek in de juridische rompslomp rond het huisbaas zijn, maar als hij echt eerlijk was, had het meer te maken met de hoop dat hij sneller dan verwacht weer naar Noord-Londen zou worden overgeplaatst.
De waarheid was dat Thorne altijd een Noord-Londenaar zou blijven en dat alles ten zuiden van de rivier niet vertrouwd voelde. Zonder structuur of ziel, grauw. De lucht die er net wat moeilijker in te ademen leek. Makelaars en quasi-artistieke types in Zuidoost-Londen die ontzettend hun best deden om ‘rauw’ en ‘ongepolijst’ als pluspunten op te voeren. De welgestelden in de groenere wijken die het hadden over de herten in Richmond Park en zeiden dat je er kon tennissen en rugbyen, maar ondertussen allemaal afgunstig naar Camden, Islington en Hackney aan de andere kant van de rivier keken. Het hopeloze openbaar vervoer en de beroerde voetbalclubs...
Thorne wist heel goed dat een heleboel inwoners van Zuid-Londen met hetzelfde afgrijzen naar Noord-Londen keken, maar dat kon hem niet schelen. Noord-Londen was de stad die hij kende, waar hij van hield.
Maar dat had hij Helen allemaal niet verteld.
Nog steeds stak hij de rivier over zo vaak hij kon. Hij ging terug om Phil Hendricks te treffen in de Grafton Arms of de Bengal Lancer, en zo nu en dan sprak hij af met Dave Holland, een rechercheur van het team Moordzaken in Becke House in Colindale. Thornes oude team...
‘Hoe bevalt het nou?’ had Holland hem de laatste keer gevraagd. Maar toen hij de uitdrukking op Thornes gezicht zag, had hij weer aandachtig naar zijn bierglas getuurd in het besef dat hij geen stommere vraag had kunnen stellen.
Er waren nu drie maanden verstreken sinds de zaak die Thorne en Helen had samengebracht, de zaak waardoor hij tot de uniformdienst was gedegradeerd.
‘Strikt gesproken natuurlijk geen degradatie,’ had de commissaris tegen hem gezegd. ‘Je bent tenslotte nog gewoon inspecteur.’ De man had nauwelijks kunnen verbergen hoe blij hij was dat hij Thorne eindelijk kwijt was, na al die eerdere mislukte pogingen. ‘Wie weet, misschien voelt het achteraf wel als een heel goede stap.’
Genaaid, zó voelde het voor Thorne. Hoewel hij vermoedde dat hij er nog genadig van afgekomen was, in aanmerking genomen wat hij had geflikt. Hij wist dat wat hij had gedaan – wat hij had móéten doen – om ervoor te zorgen dat een jonge moeder de gijzeling in een tijdschriftenwinkeltje zou overleven nooit gepikt zou worden door zijn bazen. Maar uiteindelijk – zoals hij zichzelf vaak voorhield als hij dat hagelwitte overhemd met de epauletten aantrok en zijn cap rechtzette – had hij rechercheur Helen Weeks weten te redden en was hij tot hun beider verbazing bij haar in bed beland.
‘Alweer een?’ had Hendricks gevraagd toen Thorne hem over haar had verteld. ‘Omdat het met de vorige zo goed uitpakte?’
Thornes vorige vriendin zat ook bij de politie. Ze waren een paar maanden voordat hij Helen had ontmoet, uit elkaar gegaan.
‘Je zou eens moeten kappen met vrouwen. Op de herenliefde overstappen.’
‘Ik dacht het niet.’
‘Je weet toch dat het een kwestie van tijd is.’
‘Eigenlijk is het niet eens de seks die me tegenhoudt,’ had Thorne gezegd. ‘Het is meer dat ik dan ook van schoothondjes en musicals moet houden.’ Thorne kon dit soort grappen ongestraft maken omdat Hendricks de minst stereotiepe homo was die je je kon voorstellen. Zwaar getatoeëerd, met een hoop piercings en in staat iemands arm te breken als die de naam Judy Garland ook maar in de mond durfde te nemen.
‘Ik geef het drie maanden,’ zei Hendricks. ‘Hooguit.’
Thorne pakte zijn thee en liep ermee door de gang naar de kleine badkamer. Hij zette de mok op de stortbak van de wc om te kunnen pissen.
Rechercheur Helen Weeks.
Thorne trok door en zei tegen zichzelf dat het idioot van hem was om ook maar te denken dat Helen dat soort spelletjes zou spelen. Nooit ofte nimmer. Hij pakte een doosje pijnstillers uit het kastje met de spiegel boven de wasbak en sloeg het deurtje hard dicht.
‘Eikel,’ zei hij.
Hij staarde naar het gezicht dat hem aankeek. Doffer, doder dan het de laatste keer was geweest. Haar dat nog steeds aan één kant grijzer was dan aan de andere, maar nu wel overal overduidelijk grijs. Het kleine rechte litteken op zijn kin waar tegenwoordig nog een kin onder zat.
Thornes mobiel ging in de keuken, en hij liep snel terug om op te nemen. Helen klonk buiten adem. Ze had Alfie net afgeleverd en was op weg naar het bureau, zei ze.
‘Dus dan praten we wel wanneer ik thuis ben. Over gisteravond.’
‘Ik zei je al: met mij is niets aan de hand.’
‘Zo zag je er anders niet uit.’
‘Ik ben gewoon moe. En ik heb medelijden met mezelf.’
‘Hou daar dan mee op,’ zei Helen. ‘Ga nou in godsnaam naar bed...’
Hij liep langzaam naar de slaapkamer, die nog naar slaap en mangobodycrème rook. Helen had niet de moeite genomen om de gordijnen open te doen. Hij ging op de rand van het bed zitten en begon zich uit te kleden, popelend om onder een dekbed te kruipen waarvan hij wist dat het nog warm was.
Een van de weinige voordelen van roosters die niet op elkaar aansloten.
Aangenomen dat Helen thuis zou komen voordat hij weer de deur uit moest, nam hij zich voor die kwestie rond de Coopers te bagatelliseren. Hij maakte zichzelf wijs dat dat was omdat hij Helen niet met die shit wilde opzadelen. Omdat haar eigen baan al veeleisend genoeg was. Omdat hij er nu toch niets aan zou kunnen doen en omdat hij zich vrijwel zeker belachelijk aanstelde.
Hij nam drie pijnstillers in met de laatste slok thee.
En níét omdat hij bang was dat ze het met Paul Binns eens zou zijn.