Читать книгу De complete werken van Joost van Vondel. 2 - Joost van den Vondel - Страница 10
VERMAKELIJKE INLEIDINGE TOT DE Vorstelijke Warande DER ONVERNUFTIGE 15 DIEREN
VII.
DE VOS EN DE KRAAN
ОглавлениеDe lang-gebekte kraan den schalken vos vergasten95;
De vos, die op de komst van zijn vrundinne pasten,
De spijzen rechtten aan, in 't plat van een platteel96;
Dies pronkte97 jufvrouw Kraan, maar Reintjen kreeg zijn deel.
Dit heeft haar tot in 't hert verdroten en gespeten,
Doch heeft zij 't ongemerkt voor suiker opgegeten,
Ter tijd98 zij om haar leed te wreken was gereed,
En Reinert ook genood haar tafel heeft bekleed;
Maar 's Kranen loosheid heeft hij haastelijk vernomen,
Toen hij 't eng-halzig vat met spijs ter disch zag komen.
De smetsende99 weerdin spreekt 't looze vosken aan:
"Hoe, Reynaart! eet gij niet, laat gij mijn spijze staan?
Hoe smaakt mijn disch-gerecht?" de vos, die spreekt ten besten100.
Die met een ander spot, wordt zelf bespot ten lesten
Want wie met andren schempt en houdt zijn spotgeral101,
Denk' vrijlijk, dat hij weêr beschempet werden zal.
95
Voor bezocht als gast.
96
plat bord.
97
prijkte (verg. ons te pronk staan.)
98
Voor totter of tot den tijd.
99
Germanisme voor tergende.
100
Verschoont zich, zoo goed hij kan.
101
geklap.