Читать книгу De complete werken van Joost van Vondel. 2 - Joost van den Vondel - Страница 6

VERMAKELIJKE INLEIDINGE TOT DE Vorstelijke Warande DER ONVERNUFTIGE 15 DIEREN
III.
VAN DEN EIK EN DEN OLMBOOM

Оглавление

Den78 schaduwenden olm bad d' eik, der boomen koning,

Dat, zonder lang verdrag79, of eenige verschooning,

Hij 't bladerrijk geboomt, dat om hem stond gegroeid,

Ter aarden vellen zou: op dat hij, schoon gebloeid80,

Zich heerlijk toonen mocht, en zonder eenig kommer

Zijn groente breiden uit en veel begeerde lommer.

Maar als den81 rijpen eik zijn schalkheid werd gewaar,

Sprak hij: "waar blijve ik dan op 't strengste van het jaar,

Wanneer den82 zuren herfst en winter met zijn buyen,

Als uitgelaten heel, zoo fel begint te luyen,

Dat mij volwassenheid noch dikte komt te sta,

Hoe diep in d' afgrond83 ik mijn kromme wort'len sla;

Ten zij een dikke schaar van beuken, elzen, linden,

Afschutten t' mijner baat 't gebulder van de winden;

Dies ik uw schalkheid spoor84 wel tastelijk en grof,

En t' uwer straf verban u eeuwig uit mijn hof."

Gij vorsten! luistert toe, en wilt dees leering vaten,

Dat 's princen heil bestaat in 't heil van de onderzaten:

Dat hij gelukkig is, die 's vleyers tong ontgaat,

En van 't gezelschap der lof-tuiters zich ontslaat,

Diens eenig doel-wit is den plas-dank van haar heeren,

En, tot den bodem toe, de rijken om te keeren.


78

Voor de, gelijk reeds herhaaldelijk; men wachte zich echter wel dit den als dèn uit te spreken, gelijk ook thans nog velen doen.

79

uitstel.

80

Voor in schoonen bloei.

81

Voor de, gelijk reeds herhaaldelijk; men wachte zich echter wel dit den als dèn uit te spreken, gelijk ook thans nog velen doen.

82

Voor de, gelijk reeds herhaaldelijk; men wachte zich echter wel dit den als dèn uit te spreken, gelijk ook thans nog velen doen.

83

voor benedengrond.

84

Voor speur; verg. echter opsporen.

De complete werken van Joost van Vondel. 2

Подняться наверх