Читать книгу De complete werken van Joost van Vondel. 2 - Joost van den Vondel - Страница 12
VERMAKELIJKE INLEIDINGE TOT DE Vorstelijke Warande DER ONVERNUFTIGE 15 DIEREN
IX.
VAN DE WOLVEN EN DE SCHAPEN
ОглавлениеDe schapen hadden met de felle wolven t' zamen
Een heftig krijg-geschil; dies haar te hulpe kwamen
De wakker honden, die zich toonden al bereid,
Haar zaak t' handhaven en haar groote onnoozelheid107.
De wolven, buiten hoop van de overhand te houden,
De schaapkens boden aan (indien zij 't haar vertrouwden)
Te handelen van vreed': mits dat, van stonden aan,
Zij d'honden zouden als in gijseling ontslaân,
En daar voor wederom de wolfkens tot haar zenden.
De schaapkens stemden zulks; o, droefheid! wat ellenden
Genaakten haar zoo fluks! van d'honden zij ontbloot,
Het een na 't ander van den wolfkens werd gedood,
Al d'honden waren van den wolventand verbeten108.—
Zoo varen zij, die licht der ouden leer vergeten,
Dewelk ons streng verbiedt109, dat zich een ieder wacht
Te stellen zijn geweld110 in 's vijands wil en macht;
Noch dat wij nimmer ons in slaap en laten wiegen
Van hem, die al van ouds gewoon is te bedriegen,
107
onschuld.
108
doodgebeten.
109
Thans zou men schrijven gebiedt.
110
macht (verg. vroeger).