Читать книгу De complete werken van Joost van Vondel. 2 - Joost van den Vondel - Страница 20

VERMAKELIJKE INLEIDINGE TOT DE Vorstelijke Warande DER ONVERNUFTIGE 15 DIEREN
XVII.
VAN EEN HOVEERDIG MUIL-DIER

Оглавление

De gladde muil, gestald aan eener voller kribben146,

Zich mestte rond en bol, dat 't smeer kleefde aan de ribben,

Vermids hij noch met last noch arbeid was bezwaard,

Waarom hij weeldig werd en brieschten als een paard,

Beroemende147 't geslacht, waar van hij was gesproten,

Ja, van veel eedler bloed als al zijn tijdgenooten,

Verheffende zijn deugd en 's draf-geleerdheids kunst,

Waardoor hij t' hemwaarts trok zijns heeren oog en gunst,

Waardoor hij overtrof Ros-bayaard148 in 't pikeeren149,

In ren of in tornooi, in springen of in keeren.

Maar als de muil op 't lest werd voortgebracht in 't perk,

En op zijn traagheid-van-naturen nam gemerk150,

Als de andre hengsten hem zoo wijd te boven gingen,

Het zij in wakkerheid van draven of van springen:

"Nu (sprak hij) merk ik licht, als ik mij zelven ken,

Dat ik van 't ezels bloed van oud gesproten ben."

De roemers varen zoo, die zot haar zelfs flatteeren,

En roemen van het geen zij in der daad ontberen;

Of iemand duizendmaal met roem zich zelf bekroont,

De ervarenheid betuigt, wat deugd bij iemand woont.


146

Volledige verbuigingsvorm voor het thans geheel ingekorte een volle krib.

147

Roemende van.

148

Het welbekende paard der vier Heemskinderen; zie de afbeelding, des belust, in Alberdingk Thijms Karol. Verhalen.

149

berijden onder den man (verg. nog pikeur).

150

acht gaf (verg. oog-gemerk, boven bl. 56).

De complete werken van Joost van Vondel. 2

Подняться наверх