Читать книгу De complete werken van Joost van Vondel. 2 - Joost van den Vondel - Страница 22
VERMAKELIJKE INLEIDINGE TOT DE Vorstelijke Warande DER ONVERNUFTIGE 15 DIEREN
XIX.
EEN HERDER ENDE EEN AFGOD
ОглавлениеDen ossen-harder, tot afgoderij genegen,
Aanbad een houten-God, om rijkdom en om zegen;
Hij lag op 't aardrijk neêr, en bad de Godheid aan,
Op dat hem 't heilig hout van armoê mocht ontslaan;
Maar, als hij moê gebeên, na157 blinder158 luiden zeden,
Noch schat noch rijkdom kreeg tot loon van zijn gebeden,
Hij, met een stalen aks, den afgod ging te keer,
Die brekende den hals viel van 't hoog altaar neêr,
Uitstortende een threzoor van schijven, die (uit zorgen)
Daar iemand voormaals in had bij geval verborgen.
Dies d' herder sprong van vreugd', en riep: "o Godheid mijn!
Uw weldaad niet verbeên, maar woû gedwongen zijn!"
Wat weldaad iemand doet, met kracht daar toe gedwongen,
De zulke ontbeert den lof op des ontvangers tongen159;
Wie willig als van zelf zijn naasten deugd bewijst160,
Veroorzaakt, dat men hem voor zijne mildheid prijst.
157
Thans naar.
158
van blinde.
159
Thans tong.
160
deugd doet, weldoet.